
Altijd leuk in de bolide springen en naar het Kasteel van Gaasbeek rijden. Ik rij dan via de landelijke wegen ver van autostrades en eens je in dat glooiende landschap komt van het Pajottenland, valt er iets van je af. Weg stress. We zijn op weg naar het Kasteel van Gaasbeek voor zo ongeveer de tiende maal.
Dat heeft alles te maken met het kasteel zelf en zijn omgeving maar ook met de jaarlijkse tentoonstellingen die er doorgaan over hedendaagse kunst. En ook een beetje met mijn sympathie voor de excentrieke Markiezin Arconati Visconti.

Lerooy maakt ook kleine engeltjes van brons, allemaal met een doodshoofd in hoogglans. Ze hebben elkaar soms letterlijk bij hun pietje, en ze zijn genoemd naar beroemde Belgische kunstenaars: “James” (Ensor) of René (Magritte). Morbide en geestig tegelijk.
Lerooy werkt altijd in brons. Samen met de kleine formaten van Rops versmelten zijn beelden met de meubelen en andere kunstwerken in het kasteel, van ridderzaal tot badkamer. Het is een bizarre ontdekkingstocht, die doet stilstaan bij leven en dood. Maar ook geregeld doet lachen met de onoplosbare strijd tussen het hemelse en het aardse. Bijvoorbeeld met Rops’ “Sint Antonius” in innige omhelzing met een gezellig varken.
In het Kasteel van Gaasbeek krijg je altijd een degelijk uitgewerkte bezoekersgids mee over de expo.
Maar nu staat ook het verhaal van het kasteel zelf vermeld. Dat vond ik heel leerrijk want ik dacht dat de vele wandtapijten uitsluitend uit Oudenaarde kwamen maar dat blijkt niet zo. Ze werden vooral besteld in Doornik en in Brussel. In de 16de eeuw nam Brussel de hoofdrol in de tapijtkunst over van kleinere steden als Doornik. Het oog voor perspectief en de levensecht gemodelleerde figuren in de Brusselse tapijten maakten hen erg gegeerd. Doornikse tapijten waren gekend voor hun felle, contrasterende kleuren.
“Vanity Fair” is tot en met 10 juni te zien in het kasteel van Gaasbeek. www.kasteelvangaasbeek.be
Laat een reactie achter