Johan Tahon in het MOU

Het Mou, het museum van Oudenaarde, bezoeken in het laatgotische stadhuis is al een belevenis op zich. Het gebouw is indrukwekkend vooral de zaal met de Oudenaardse wandtapijten loont de moeite. In 1999 installeerde Oudenaarde het beeld “Univers” van Johan Tahon op de Kleine Markt. Nu krijgt de kunnstenaar van de stad het volledige en vier verdiepingen tellende museum MOU ter beschikking voor zijn solotentoonstelling.

Het was in Oudenaarde, waar hij voor ’t eerst uit zijn atelier trad om zijn intrigerende, levendige, even vertrouwde als obscuur verdichte sculpturen aan de wereld te laten zien. Waar hij een naam en een bestaan als kunstenaar kreeg en vanuit het donker in het licht stapte. Jan Hoet speelde daar een grote rol in. En waar hij dus in 1999 een eerste maal een eigen werk onderdeel zag worden van de publieke ruimte. Oorspronkelijk is hij wel van Menen en heeft hij zijn ateliers in Munkzwalm en in Istanbul. Maar Oudenaarde heeft Tahon op de kaart gezet.

Nog tot 30 september 2021, krijg je een synthese te zien van de reeks mysterieuze sculpturen die Tahon de afgelopen decennia heeft gemaakt: gekwetste reuzen en ongenaakbare engelen, gekwelde wezens en ingetogen monniken, sensuele naakten en amorfe hybriden in gips, keramiek, brons of zilver. Dat hij in zijn beginjaren met gips begon te werken had alles te maken met geldgebrek toen.

“Universus”  is geen overzichtsexpo  maar  eerder een verkenning van nieuwe horizonten. Tahon heeft zich laten inspireren door de veertiende- eeuwse Lakenhalle waarin het museum  is ondergebracht. Hij is in de eeuwenoude mystiek van het gebouw gedoken. Nieuwe sculpturen huizen nu tussen de collecties zilver, wandtapijten en andere artefacten. Het is net die combinatie die het zo imponerend maakt. Je dwaalt als het ware doorheen de antropomorfe wezens in keramiek, gips of brons. Ze liggen, staan, voelen en lijden meestal. In de Bovenlakenhalle, waar de wandtapijten hangen, is “DIEU FLEUVE II” opgehangen. Het beeld draait langzaam om zijn as. Het is een wondermooi werk in een zaal vol prachtige wandtapijten.

Op  de bovenverdieping staan keramieken beelden in  een groepsopstelling. Het is recent werk.  De beelden vertonen gaten, dat zijn hun kwetsuren.  Ze zijn  overgoten met een wazig glazuur, wat ze nog kwetsbaarder maakt.  Het is alsof er een soort emotie over het beeld is gelopen. Ze staan heel mooi onder het dakgebinte van het vierde verdiep.

De expo biedt naast een geweldige selectie eigen creaties ook een verrassende inkijk in Tahons indrukwekkende privéverzameling. Hiertoe behoort veel keramiek – aardewerk van de vroege islam (9e eeuw) tot de Italiaanse renaissance majolica (16e eeuw) – maar ook brieven van August Rodin en Rainer Maria Rilke, en een beeld van Georges Minne.

Dankzij de meesterlijke visie van curator Arie Hartog, directeur van het Gerhard-Marcks- Haus in Bremen, biedt UNIVERSUS, sculpturen 1999-2021 de bezoeker een totaalzicht op het werk van Tahon, op wat hem heeft gevormd en wat hem voortstuwt. Op wat hem kwelt en waar zijn hart van opspringt. Op wie hij was, is en aan het worden is. Arie Hartog: ‘Johans beelden zijn tegelijkertijd herkenbare en raadselachtige wezens. Door ze tegenover de MOU-collectie te plaatsen wordt de bezoeker uitgenodigd ze in hun volle raadselachtige betekenis te lezen.’

Naast de tentoonstelling is er ook het boek UNIVERSUS, sculpturen 1999-2021 dat eveneens twintig jaar bloed, verdriet, liefde en schoonheid vangt. Het is geen een-op-eencatalogus bij de expo, maar het verhaal van de evolutie in Tahons beeldhouwkunst, van zijn plek in de kunstgeschiedenis en van de bezetenheid waarmee hij objecten verzamelt.

Met bijdragen van curator Arie Hartog en teksten van Jelle Van Riet.

Het boek (hardback, 208 p.) wordt uitgegeven door Lannoo.

Geef als eerste een reactie

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*


Solve : *
21 ⁄ 7 =


Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.